3e graad secundair onderwijs (16-18 jaar)

Eindtermen 1.6 en 1.2 gaan specifiek over middelengebruik. Deze eindtermen gelden voor: 

  • Aso, kso, tso finaliteit doorstroom
  • Bso finaliteit arbeidsmarkt
  • Kso, tso dubbele finaliteit

De sleutelcompetenties en bouwstenen die leerlingen zich eigen maken zijn de volgende:

  • Competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn/gezondheid
  • Bouwsteen: een gezonde levensstijl opbouwen, onderhouden en versterken

ET 1.6 De leerlingen analyseren een aantal mogelijke risicovolle situaties verbonden aan verslavingen.

Conceptuele kennis:

  • Je legt de risico’s uit van mogelijke verslavende middelen zoals suiker, alcohol, illegale drugs, rookwaren en medicatie.
  • Je legt uit dat verslavende handelingen zoals het gebruik van sociale media, games, virtuele realiteit, gokken tot verslavingen kunnen leiden.
  • Je wijst op risicovolle situaties zoals sociale druk, stress en ontspanning, prestatiedruk bij sport of examens, eenzaamheid
  • Je legt de positieve en negatieve gevolgen uit van mogelijke verslavende middelen en handeling op het fysieke, het mentale en het sociale welbevinden op korte en lange termijn.
  • Je legt uit wat leeftijdsspecifieke hulp is bij het problematisch gebruik van mogelijk verslavende middelen en handelingen

Procedurele kennis: toepassen van criteria voor risicovolle situaties verbonden aan verslavingen
Cognitieve dimensie: beheersingsniveau analyseren

ET 1.2 De leerlingen zijn bereid om te reageren op mogelijk verslavend gedrag. (attitudinaal)

Andere relevante eindtermen voor de 3e graad secundair

Eindtermen 1.1, 1.5 bevatten goede aanknopingspunten voor het thema middelengebruik.

De sleutelcompetenties en bouwstenen die leerlingen zich eigen maken zijn de volgende:

  • Competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn/gezondheid
  • Bouwsteen: een gezonde levensstijl opbouwen, onderhouden en versterken.

ET 1.1 De leerlingen ontwikkelen een gezonde levensstijl. (attitudinaal)

ET 1.5 De leerlingen passen technieken voor eerste hulp bij ongevallen en voor noodsituaties in een gesimuleerde leeromgeving toe vanuit symptoomherkenning.

Daarnaast zijn er enkele eindtermen die niet expliciet over middelengebruik gaan, maar die wel een sterke invloed kunnen hebben op de gezondheid en het middelengebruik van de jongeren.

Bouwsteen: het mentaal welbevinden opbouwen, onderhouden en versterken.

ET 1.14 De leerlingen uiten hun gevoelens respectvol. (attitudinaal)

ET 1.15 De leerlingen uiten hun gevoelens respectvol. (transversaal - attitudinaal)

ET 1.16 De leerlingen zoeken hulp bij intra- en interpersoonlijke problemen (attitudinaal)

ET 4.6 De leerlingen stellen consequent passend mediagedrag.

ET 4.7 De leerlingen beoordelen kritisch wederzijdse invloeden tussen enerzijds het individu en de samenleving en anderzijds media, digitale infrastructuur en digitale toepassingen.

ET 4.8 De leerlingen passen regels van de digitale wereld kritisch toe.

In de eindtermen 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.6 werk je rond basisvaardigheden en -attitudes die vervat zitten in elke goede les rond middelengebruik: zoals grenzen respecteren en aangeven, omgaan met verschillen, rekening houden met elkaars mening, …

De sleutelcompetenties en bouwstenen die leerlingen zich eigen maken zijn de volgende:

  • Competenties: Sociaal-relationele competenties
  • Bouwsteen: interpersoonlijke relaties opbouwen, onderhouden en versterken.

ET 5.1 De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen. (attitudinaal)

ET 5.2 De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, de fysieke en mentale grenzen en de emoties van anderen. (attitudinaal)

ET 5.3 De leerlingen gaan om met verschillen in de emotionele beleving van fysieke en mentale grenzen tijdens interacties tussen personen. (attitudinaal)

ET 5.4 De leerlingen reageren respectvol tegen pest- en uitsluitingsgedrag. (attitudinaal)

ET 5.5 De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties. (attitudinaal)

ET 5.6 De leerlingen dragen tijdens groepsactiviteiten actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat (attitudinaal)