In- en uitstroom in de alcohol- en drughulpverlening in de provincie Antwerpen.
Samenvatting
Dit onderzoek gaat na:
- Hoeveel cliënten een beroep doen op de alcohol- en drughulpverlening in de provincie Antwerpen en wat hun belangrijkste karakteristieken zijn.
- Op welke manier deze cliënten gebruikmaken van de zorg (bv. behandelingsgeschiedenis, intakegesprekken in meer dan één voorziening, afloop van de behandeling, enz ...).
Verder wordt in het onderzoek ook specifiek aandacht besteed aan drie subgroepen: thuislozen, cliënten met justitiële problemen en cliënten die reeds langere tijd in behandeling zijn.
Doelstelling
- De globale doelstelling van het project is het aanleveren van een aantal objectieve en vergelijkbare gegevens die niet alleen het aantal cliënten binnen de alcohol- en drughulpverlening in de provincie Antwerpen, maar ook hun karakteristieken en de manier waarop ze gebruik maken van de zorg in kaart brengen.
- Uiteindelijk is het de bedoeling dat deze gegevens kunnen aangewend worden om veranderingsprocessen en het overleg tussen voorzieningen binnen de alcohol- en drughulpverlening te ondersteunen. Via dergelijk overleg kan gewerkt worden aan de uitbouw van zorgcircuits, zowel voor wat betreft het geheel van de geestelijke gezondheidszorg als meer specifiek voor de verslavingszorg.
Onderzoekspopulatie
Elke voorziening in de provincie Antwerpen met een zorgaanbod voor mensen met problemen als gevolg van het gebruik van alcohol, medicatie of illegale drugs wordt gevraagd deel te nemen aan het onderzoek. Concreet betekent dit: psychiatrische ziekenhuizen (PZ), psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (PAAZ), centra geestelijke gezondheidszorg (CGG), centra algemeen welzijnswerk (CAW) en centra met een RIZIV-conventie (crisisinterventiecentrum, medisch-sociaal opvangcentrum en dagcentra). In totaal participeren 25 voorzieningen aan het onderzoek.
Voornaamste resultaten
Tijdens de instroomfase werden door de centra voor alcohol- en drughulpverlening in totaal 1.935 intakegesprekken geregistreerd. Na controle voor dubbeltellingen bleken deze betrekking te hebben op 1.626 unieke cliënten. Meer dan de helft van deze cliënten had tijdens de 3 maanden voorafgaand aan het intakegesprek regelmatig illegale middelen gebruikt (54,7%), terwijl minder dan de helft (45,3%) uitsluitend alcohol en/of medicatie had gebruikt. Deze twee groepen bleken op een aantal vlakken van elkaar te verschillen. Vooreerst bleek dat slechts één vijfde van de cliënten die illegale middelen gebruiken vrouwen zijn. Bij cliënten die uitsluitend alcohol en/of medicatie gebruiken, bedraagt dit percentage meer dan één derde. Vrouwen in deze laatste groep bleken beduidend vaker afhankelijk van slaap- en kalmeermiddelen dan mannen. De gemiddelde leeftijd van cliënten die uitsluitend alcohol en/of medicatie gebruiken bedroeg 46 jaar, terwijl die bij de gebruikers van illegale middelen aanzienlijk lager ligt, namelijk 29 jaar. Ook de leef-, werk- en justitiële situatie van cliënten bleek sterk samen te hangen met het feit of cliënten al dan niet illegale middelen gebruiken. Na controle voor de vastgestelde verschillen in leeftijd, blijken gebruikers van illegale middelen zich vaker in onstabielere leefsituaties te bevinden (thuisloos, wisselende leefomstandigheden, in een gecontroleerde omgeving, enz…), vaker werkloos te zijn en zich vaker in een justitiële situatie te bevinden. Cliënten daarentegen die uitsluitend alcohol en/of medicatie gebruiken leefden vaker samen met hun partner en/of kind(eren), waren vaker ofwel actief op de arbeidsmarkt, arbeidsongeschikt of ontvingen een invaliditeitsuitkering.
Ook wat het zorggebruik betreft, zien we dat beide groepen cliënten via andere wegen en op andere manieren gebruik maken van de zorg. Cliënten die uitsluitend alcohol en/of medicatie gebruiken bleken vaker vanuit de gezondheidszorg te zijn verwezen, terwijl gebruikers van illegale middelen vaker via politie of justitie naar de hulpverlening werden toegeleid. Bij gebruikers van illegale middelen werden meer dan de helft van de intakegesprekken geregistreerd door ambulante voorzieningen, maar bij cliënten die uitsluitend alcohol en/of medicatie gebruiken bleek dit slechts om minder dan één vijfde te gaan (17,5%).
Ondanks de verschillen op het vlak van cliëntkenmerken en zorggebruik, ondersteunen onze onderzoeksresultaten de stelling dat elke opsplitsing op basis van productgebruik tot op zekere hoogte een artificieel karakter heeft. We zien immers dat bijna tweederde van de cliënten die illegale middelen gebruiken ook regelmatig alcohol en/of medicatie gebruiken. Gebruik van alcohol blijkt vooral hoog bij cliënten die ook cocaïne, amfetamines, cannabis en/of XTC gebruiken. We stellen tevens vast dat, uitgezonderd de centra met RIZIV conventie (die zich uitsluitend richten op cliënten die illegale middelen gebruiken), beide groepen begeleid en behandeld te worden in dezelfde voorzieningen en afdelingen. Tenslotte wordt duidelijk dat, hoewel de achtergrondkenmerken van beide groepen verschillen, de problemen waarmee deze cliënten kampen erg vergelijkbaar zijn: thuisloosheid, grote drop-out, sociale uitsluiting, herval,…
Een reden te meer om de afstand tussen beide sectoren te overbruggen en in de toekomst meer te gaan samenwerken.
Output
Colpaert, K., Vanderplasschen, W., Van Hal, G., & Broekaert, E. (2005). Gedeelde cliënten, gedeelde zorg?! De alcohol- en drughulpverlening in de provincie Antwerpen in kaart (Orthopedagogische Reeks Gent Nr. 20). Gent: vzw OOBC.
Colpaert, K., Vanderplasschen, W., Van Hal, G., Broekaert, E. & Schuyten, G. (2008). Dual substance abusers seeking treatment: Demographic, substance-related, and treatment utilization characteristics. Journal of Drug Issues, 38(2), 559-583.
Contact
Algemene info
Looptijd
Einddatum 01/05/2005
Methode
Type
Gefinancierd door
Product
Discipline
Regio
Status
Datum laatste wijziging: 10/06/2016
Dit item aanpassen